Shinkichi-Tajiri (Los Angelos 1923-2009 Baarlo) is een Japanner van Amerikaanse komaf, die in Parijs studeerde en in Baarlo Limburg, zijn thuis vond. In 1940 kreeg hij zijn eerste beeldhouwlessen van Donal Hord. Net als veel andere Amerikanen van Japanse origine werd Tajiri in 1942 geïnterneerd. In ‘43 meldde hij zich als vrijwilliger, werd naar Italië uitgezonden. Deze ervaring laat diepe sporen na. "Door de oorlog ben ik kunstenaar geworden".
Na de oorlog kwam hij terug in Europa in Frankrijk en studeerde vanaf 1949 bij Ossip Zadkine en Fernand Léger en daarna een jaar aan de Académie de la Grande Chaumière. Hij maakte kunst van schroot objecten die hij ook weer als schroot achter moest laten ivm ruimtegebrek; de zogenaamde 'one day sculptures'. In 1949 kwam Tajiri in aanraking met de Cobra-groep en exposeerde met hen in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Vanwege zijn spontane werkwijze en de grote rol die hij het materiaal in zijn werk liet spelen, werd hij in hun groep opgenomen en uitgenodigd deel te nemen aan de grote Cobra tentoonstellingen in Amsterdam in 1949 en in Luik. Zijn eerste tentoonstelling sinds hij zich in 1956 in Nederland had gevestigd met zijn tweede vrouw en kunstenares Ferdi Jansen, vond plaats in Voorburg samen met De Nieuwe Ploeg, een kunstenaarscollectief met Wessel Couzijn en Carel Visser.
Zijn leven lang was hij gefascineerd door Japanse thema’s zoals de Zen- en Shogun. Tajiri heeft op overtuigende wijze de oosterse cultuur geïntegreerd in de westerse kunst. Zijn hele oeuvre is doordrenkt van “stille dynamiek”. De werken stralen een grote energie uit terwijl zij in “ruststand” staan. Dit denken in tegenstellingen die naast elkaar bestaan, elkaar in evenwicht houden en soms gelijk aan elkaar kunnen zijn, is kenmerkend voor de oosterse filosofie en het Zenboeddhisme, en is typisch Tajiri.