Maria Elisabeth Georgina (Lizzy) Ansingh (Utrecht 1875 —1959 Amsterdam) was een Nederlandse schilderes en dochter van een apotheker. Ze was lid van de schildersgroep die bekend stond als de Amsterdam Joffers. Ze was de kleindochter van schilder Johann Georg Schwartze en de nicht van kunstenares Thérèse Schwartze, van wie ze haar eerste tekenlessen kreeg. Ze woonde zestien jaar bij deze tante, die haar aanmoedigde en haar introduceerde bij veel vooraanstaande kunstenaars uit die tijd, waaronder Franse impressionisten en Nederlandse kunstenaars George Hendrik Breitner, Piet Mondriaan en Simon Maris. Haar jongere zus, Theresia (Sorella), was ook een schilderes.
In de periode 1894-1897 bezocht ze de Amsterdamse Rijksakademie van Beeldende Kunsten. Hier kreeg ze les van de professoren August Allebé, Nicolaas van der Waay, en Carel Dake. Met haar klasgenoten vormde ze een hecht collectief van vrouwelijke kunstenaressen. Een journalist gaf hen de naam Amsterdamse Joffers, een titel die ze graag als geuzennaam adopteerden.
Naast het schilderen van portretten verkreeg Ansingh bekendheid door het schilderen van poppen en scènes uit haar achttiende-eeuwse kabinetpoppenhuis. Ze zei hierover: “Wat je erin wil zien, kun je erin zien.” In 1906 schilderde ze het eerste poppenschilderij, waarna vele volgden. Het poppenhuis dat ze in 1910 kocht, speelde een grote rol bij de vervaardiging van deze sprookjesschilderijen. Ook schreef ze twee boeken met gedichten: 'n Vruchtenmandje (1927) en Tante Tor is jarig (1950). De boeken werden geïllustreerd door mede-Joffer Nelly Bodenheim.
Andere Joffers waren Marie van Regteren Altena, Coba Ritsema, Ans van den Berg, Jacoba Surie, Betsy Westendorp-Osieck, en Jo Bauer-Stumpff. De Amsterdamse Joffers werden vaak gezien als het cliché van rijke dames die uit liefhebberij schilderden, en dat is zowel terecht als onterecht. Ja, het waren bemiddelde dames, maar Lizzy en haar vriendinnen verkochten genoeg schilderijen, boeken en andere kunstwerken om te kunnen leven van hun kunst.
Ansingh was daarnaast lid van de Amsterdamse kunstkringen Arti et Amicitiae en Sint Lucas. Haar atelier bevond zich op de zolder van het architectenbureau van H.A.J. en Jan Baanders aan de Herengracht in Amsterdam. Ze maakte kunstreizen naar Rome, Parijs, Florence en Milaan in een tijdperk waarin het niet gebruikelijk was dat vrouwen er alleen op uit trokken.