Frieda Hunziker (Amsterdam 1908-1966) was een Nederlandse schilderes en tekenares die naast haar werk als kunstenaar ook tekenlerares was op verschillende scholen in Nederland. Ze behoorde tot de expressionistische stroming van de 20e eeuw in de Nederlanden. Tot haar huwelijk in 1934 met Willem Swart, werkte ze als lerares aan de Haarlemsche Huishoud- en Industrieschool. Na haar huwelijk richtte ze in hun huis een 'werkplaats' in en begon als vrij kunstenaar met het schilderen in olieverf. In haar vroege werk gebruikte Hunziker voornamelijk pastelkrijt voor het maken van landschappen en portretten. Daarnaast bouwde ze een netwerk op met andere kunstenaars en maakte reizen naar Italië en Parijs, waar ze diverse musea bezocht. Tijdens deze reizen ontmoette ze ook bekende kunstenaars zoals de gebroeders Willy en Frans Boers en Anton Rooskens.
Samen met Willem kreeg Frieda een zoon, Frits. Ondertussen bleef Frieda haar netwerk met kunstenaars uitbreiden en onderhield ze contacten met onder anderen Ger Gerrits, Paul Citroen en Wim Kersten. Willem was echter ontevreden over haar groeiende artistieke betrokkenheid. Hij vond dat Frieda thuis moest zijn om voor Frits te zorgen en dat het kunstmilieu een negatieve invloed op haar had. Dit leidde uiteindelijk tot hun scheiding eind 1940. Frieda kreeg de voogdij over Frits en bleef wonen aan de Tuyll van Serooskerkenweg in Amsterdam.
Ondanks haar persoonlijke omstandigheden ging Frieda onvermoeid verder. Ze werkte op verschillende huishoudscholen en bleef actief in haar atelier, waar ze landschappen, stillevens, portretten en interieurs creëerde. Haar werk in deze periode kenmerkt zich door een sterk gevoel voor vlakverdeling en een decoratieve benadering. In 1941 nam ze deel aan een expositie bij Galerie Robert in Amsterdam, samen met andere leden van de Onafhankelijken, zoals de gebroeders Boers, Gerrit van ’t Net en Saroachim Salim. Toen in november 1941 de Kultuurkamer werd opgericht, weigerden zij zich aan te melden.
Tijdens de oorlog bleef Frieda zoeken naar een eigen stijl, waarbij ze zich liet inspireren door alledaagse voorwerpen zoals potten, fruit, en bloemen. Ze gebruikte het atelier van Willy Boers, vooral toen ze onderduikers verborg op haar eigen zolder.
Na de oorlog kreeg Frieda een vaste aanstelling als lerares aan de Nieuwe Huishoudschool in Amsterdam. In 1945 nam ze deel aan de tentoonstelling 'Kunst in Vrijheid' in het Rijksmuseum, waar kunstenaars die tijdens de oorlog niet lid waren geworden van de Kultuurkamer hun werk konden tonen. Een jaar later volgde een tentoonstelling in het Stedelijk Museum, samen met elf andere kunstenaars, waaronder Willy Boers, Willem Hussem en Piet Ouburg. In 1947 vormden zij de groep Vrij Beelden, die zich inzette voor een beter begrip van non-figuratieve kunst. Frieda was de enige vrouw in deze groep en een van de meest actieve leden. Deze groep was een tegenhanger van de internationale avant-garde beweging Cobra. Onder invloed van de andere leden begon Frieda afstand te nemen van haar realistische stijl en richtte zich meer op abstract werk. Ze noemde haar werk echter niet abstract, omdat het volgens haar altijd menselijke gevoelens uitdrukte.
In deze periode ontmoette ze Piet Bosman, via schilder Piet Ouburg, en verhuisde met hem naar de Van Breestraat 34. Deze relatie duurde slechts enkele jaren, maar in die tijd nam Frieda steeds vaker deel aan tentoonstellingen, zowel in Engeland als in Parijs. In 1949 won ze een door KLM uitgeschreven wedstrijd om tekeningen te maken van luchtfoto’s, onder de naam 'Vogelvlucht'. In 1951 bracht ze, via haar contacten met KLM, twee maanden door op Curaçao. Dit kleurrijke, ritmische land inspireerde haar om levendige composities te maken, waarin ze van zuiver abstract weer meer richting figuratief werk ging. Ze gebruikte felle kleuren en verdeelde deze over kleine vlakken, wat haar werk een dynamisch en expressief karakter gaf.
In de late jaren vijftig ontwikkelde Frieda een stijl die haar latere werk kenmerkte. Ze werkte met vloeiende, golvende lijnen die over de grenzen van de vlakken heen gingen, richting abstract expressionisme. De felle kleuren maakten plaats voor donkerdere tinten, waarin veel blauw, groen en wit domineerden, toegepast in diverse technieken.
Frieda Hunziker werd gerekend tot de top van de Nederlandse naoorlogse kunstenaars. Ze nam deel aan talloze belangrijke tentoonstellingen, zowel nationaal als internationaal. Vanaf 1946 tot aan haar dood in 1966 was er elk jaar wel een expositie waar haar werk te zien was, en vanaf 1948 exposeerde ze ook buiten Nederland. Een hoogtepunt was haar deelname aan de Biënnale van São Paolo in 1953, waar haar werk werd getoond naast dat van Piet Mondriaan, Theo van Doesburg en Karel Appel. Ook na haar dood zijn er nog geregeld tentoonstellingen van en met haar werk. Zelfs toen bij Frieda borstkanker werd geconstateerd, bleef ze onverminderd doorwerken.