Roelof Paul Citroen (Berlijn 1896 –1983 Wassenaar) was een Nederlandse kunstenaar, leraar, kunstverzamelaar, postzegelontwerper (1949) en medeoprichter van de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam. De traditionele en Joodse opvoeding, waarin het Bildungs-ideaal centraal stond, heeft een blijvende invloed. Op zijn veertiende verliet hij het gymnasium en kwam terecht op een tekenschool die sterk werd beinvloed door het expressionisme. Tot zijn spijt kwam hij erachter dat het abstracte hem niet lag. Gedesillusioneerd hield hij op met schilderen en tekenen. En dat zou niet voor het laatst zijn.
Paul werkte bij boekhandel Walden die ook handelde in moderne kunst. Hier leerde hij veel bekende kunstenaars kennen van wie hij ook zelf kunst begon te kopen. Zo bouwt hij aan een interessante collectie met werken van Wassily Kandinsky, Alexej von Jawlensky, Paul Klee en Oskar Kokoschka. Zelf schreef hij ook over de hedendaagse kunst. Zijn eerste artikel, over Marc Chagall, werd al in 1917 in Der Sturm gepubliceerd.
In datzelfde jaar herhaalde hij zich in Nederland om daar in de kunst te handelen. Na de eerste wereldoorlog vertrok hij opnieuw naar Berlijn en verzeild tussen leden van de anarchistische Dada-beweging. Hij maakte zijn eerste collages en montages met stukken krant, foto's en prentbriefkaarten, geïnspireerd door zijn Dada-vrienden. Toen hij in 1920 weer in Amsterdam vestigde, werd hij de officieuze vertegenwoordiger van de Dada-beweging voor Nederland en propagandist voor de moderne kunst van Der Sturm.
Hij heeft zelf altijd zeer relativerend over zijn fotomontages gesproken omdat hij weinig belang hechtte aan deze 'Spielerei'. In 1922 vervolgde hij zijn opleiding aan het Bauhaus in Weimar met Itten als de inspirerende goeroe en Klee en Kadinsky als docenten. In 1923 maakte hij zijn bekendste fotomontage: 'Metropolis', die regisseur Fritz Lang inspireerde tot de filmklassieker Metropolis. Toch vertrok hij al weer na 2 jaar uit Weimar omdat in het Bauhaus de nadruk lag op de constructie en niet op de expressie. Met abstracte kunst had Citroen zoals geschreven weinig. Schilderen vond hij al abstract genoeg. En aan het modernisme had hij niets te voegen, concludeerde hij.
Tussen 1924 en 1928 reisde hij door Europa als bont- en kunsthandelaar. Vijf jaar later, in 1929, keerde hij terug naar de fotografie. Naast zijn werk als portretfotograaf, handelde hij ook in moderne kunst. En bleef hij schrijven over kunst.
In 1933 richtte hij samen met Charles Roelofsz de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam op, met als voorbeeld het Bauhaus. De ontplooiing van de kunstenaar stond centraal op deze zeer vrije school. Ondanks gebrekkige financiën wist deze opleiding zich te handhaven tot 1943. Tijdens de oorlog dook hij als Jood onder in 's Graveland. Voor en na de oorlog gaf hij ook les aan de Haagse kunstacademie tot aan 1960 met Willem Schrofer en bijvoorbeeld Rein Draijer. Zo had hij een grote invloed op de studenten die nu de Nieuwe Haagse School worden genoemd. Ook Jan Wolkers was lyrisch over zijn lessen en bevlogenheid.
De Kunstschilder Citroen is vooral portrettist. “ik moet het van de mensen hebben”. Het grote publiek kende hem via zijn live portretten die hij maakte tijdens uitzendingen van Willem Duys. Hij inspireerde Hermanus Berserik tot zijn kenmerkende stijl. Van hem en van 11 andere kunstenaars maakt Citroen grote staande portretten. Een deel van zijn werk en kunstverzameling is nu te vinden in de collectie Hannema-de Stuers Fundatie, in Heino. Ook de provincie Overijssel verwierf rond 1974 ruim 2000 werken van en via Citroen voor het provinciehuis.
Kunstverspreider Paul Citroen
1923 Metropool
1939 - Portret Petra van Leeuwen
1949 - Postzegels
Portret Jan van Heel en een zelfportret
als serie van de twaalf (kunst)apostelen (RKD)