Luminisme in de schilderkunst ontstaat tussen 1892 en ca 1920 vanuit het postimpressionisme en elementen van het realisme en het impressionisme. 'Lumen' is Latijns voor 'licht'. De nadruk ligt op het stralende lichteffect. Het luminisme was een verhevigde vorm van het pointillisme met bredere blokvormige vlakken en vormstrepen in heldere kleuren. Met behulp van felle strepen werd een voorstelling snel op het doek gezet. De kleur werd opgebroken en opgebouwd in een expressieve penseelvoering en dus in bredere streken. De grondlegger was Emile Claus in België en Ferdinand Hart Nibbrig in Nederland.
Het Nederlandse luminisme was een reactie op de (grijze) Haagse School en het impressionisme en werd beïnvloed door de tentoonstelling van les XX en door het symbolisme en de invloed van bijvoorbeeld Sluyters die talloze malen in Parijs bij het harken kwamen met nieuwe technieken. Tal van kunstenaars, onder wie Jan Hendrik Wolter , Leo Gestel , Hart Nibbrig, Piet Mondriaan, Jan Sluyters, Jan Toorop , Dirk Smorenberg en Dirk Filarski werken uiteindelijk korte of langere tijd in deze stijl.
Luministische beweging rondom Jan Toorop
In het Zeeuwse plaatsje Domburg was rond 1908 sprake van een heuse luministische beweging. Het licht op de Zeeuwse eilanden was anders dan in de rest van Nederland. Lichter, blonder. Het middelpunt van de 'Domburgers' was de schilder, tekenaar en graficus Jan Toorop (1858-1928). Hij bezocht het badplaatsje in de zomer van 1897, iets wat hij twintig jaar lang zou blijven doen. In een impressionistische stijl legde Toorop in Domburg de werking van het Zeeuwse licht vast.
Bekende voorbeelden hiervan zijn de schilderijen Kanaal bij Middelburg-Vlissingen (1907) en Zee en duinen bij Domburg (1908). Ook andere kunstenaars, onder wie Piet Mondriaan, werden 'gepakt' door dit licht. Mondriaans schilderij Zee naar zonsondergang (1909) geeft de sensatie weer die hij in Domburg ervaarde. Werken van Toorop, Sluyters en Mondriaan, dat in 1908 op een tentoonstelling bij St. Lucas hangt en uitgevoerd is in een laat-pointillistische stijl, krijgen dan al snel de naam luminisme.
Lumunisme in omringense landen
Men kan het luminisme vergelijken met het neo-impressionisme en het latere pointilisme van onder meer de Fransen Paul Signac, Georges Seurat en Camille Pissarro. In 1904 stichtte Emile Claus de Kring Vie et Lumière en was daarmee samen met de schilders van Latem George Morren en Adriaan Jozef Heymans de grondlegger van het luminisme. Bekende schilders uit deze stroming zijn naast Emile Claus en zijn leerling Jenny Montigny, Anna De Weert, Georges Buysse, Modest Huys, Yvonne Serruys en William Degouve de Nuncques, en ook de Nederlander Hendrik Jan Wolter die in Antwerpen werd opgeleid. Ook Georges Lemmen, James Ensor en Anna Boch sloten zich aan. Gust De Smet en Frits Van den Berghe volgden ook een tiental jaren deze richting. Deze schilders, de voordien hadden gehoord tot de kunstgroeperingen Les XX en La Libre Esthétique, streefden naar een meer nationale of zelfs Vlaamse identiteit in hun werken in de traditie van de landschapschilderkunst en het naturalisme.
Via Johan Thorn Prikker en Henry van de Velde ontwikkelden ook in Duitsland kunstenaars zich naar het luminisme met onder meer Helmut Macke, Heinrich Campendonck en Christiaan Rohlfs. Zo werd de basis gelegd voor stromingen als Der Blaue Reiter en Die Brücke.
Meer lezen? Bestel dan ook het boek Meesters van het Licht.