Als zoon van Jozef Israëls kreeg Isaac Israëls (1865–1934) het schildersvak én de reislust van het huis uit mee. Ze reizen door heel Europa, bekende andere kunstenaars en bezoeken bijna jaarlijks de Salon in Parijs waar ze kennis maken met andere schilders en hun technieken.
Al in 1877 zei hij dat een atelier verdovend op hem werkt. Hij wil de natuur zien en een sujet naar de natuur maken. Isaac is van het begin een buitenschilder. Net als zijn vader is het de mens, bij voorkeur in actie, die hij wil 'vangen'. Vele studies in potlood of krijt gaan aan de schilderijen vooraf. Vanaf zijn dertiende volgde hij de Haagse kunstacademie, waar zijn talent opviel. In 1881 maakte hij een schilderij, 'Les van de Hoornblazers', dat nog vóór voltooiing werd gekocht door Hendrik Willem Mesdag. In die periode schilderde Isaac militairen en portretten.
Later als hij in Scheveningen in de zomer schilderijen maakt zijn het vooral mondaine strandbezoekers, terwijl zijn vader Jozef juist het hardwerkende vissersvolk verbeeldde. De toets is over het algemeen ook wat grover en schetsmatiger dan het werken van de romantisch geleerde vader.
In 1886 'ontvlucht' hij de Haagse School en schreef Israëls zich in aan de Amsterdamse Rijksacademie, maar hij bleek 'te goed' en aanvankelijk zichzelf als kunstenaar zelfstandig. In Amsterdam trok Israëls veel op met Jan Voerman, Albert Verwey,George Hendrik Breitner en Willem de Zwart van andere leden van de kring der Tachtigers. De kunstenaars waaronder de vluchtige momenten uit het stadsleven enorm te leggen, wat de naam 'Amsterdamse impressionisten' opleverde. Om het gevoel van een fotografisch 'snapshot' te bereiken, pasten ze radicale beeldafsnijdingen toe. Betoverd door de kleur en het licht van het leven rond de eeuwwisseling, wist Israels op eigenzinnige wijze de dynamiek van zijn eigen tijd te beelden. Regelmatig laaide de concurrentiestrijd met Breitner op waar hij met jaloezie en bewondering mee omging. De werkende mens begint een belangrijke plaats in te nemen in de werken. Door bemiddeling van Thérèse Schwartze kreeg hij toestemming om in de naaiateliers en op modeshows van de firma Hirsch te werken om de naaisters, mannequins en klanten enorm te leggen in talloze tekeningen en schilderijen.
Tussen 1903 en 1923 uitsluitend Israëls in Parijs, Londen en bijna twee jaar in Nederlands-Indië. Hij succesvolle ondermeer Degas kennen en maakte veel werken rond Javaanse taferelen. Isaac heeft de lichtere kleuren van de Franse Impressionisten er aan overgehouden. In 1923 werd hij terug naar Den Haag, waar het atelier van zijn vader zijn nieuwe werkplaats werd. Tot zijn dood maakte hij daar schilderijen in impressionistische stijl.
Bepaalde diavoorstelling gevonden we op zakenkrant.nl