De Kooning werd in 1904 in Rotterdam geboren in een gebroken gezin. Van 1916 tot 1920 werkte hij voor een kunsthandel en volgde 's avonds lessen aan de kunstacademie.Hij vond het schilderen van iets voor oude mannen maar wilde voortgezet de ware aard van het medium schilderkunst doorgronden. In 1926 vertrok hij op illegale wijze naar Amerika door te werken in de machinekamer van het schip dat naar Amerika vaarde. De eerste acht jaar in Amerika werkte hij als grafisch kunstenaar en huisschilder. Vanaf 1930 deelde zijn atelier met de uit Armenië de kunstenaar Arshile Gorky en bezocht vaak het MOMA dat in 1929 de deuren openden.
In 1937 ontving hij een grote opdracht: de fabrikant van een 27 meter lange muurschildering voor het Apothekerspaviljoen op de Wereldtentoonstelling in New York onder leiding van Fernand Léger. De Kooning vermeed een strikte scheiding tussen abstract en figuratief.
Steeds meer ontwikkelt hij zich als kunstenaar. In zijn beginperiode werkte De Kooning zowel figuratief als abstract. Vanaf ongeveer 1928 begon hij stillevens en figuren te schilderen van de elementen van de Parijse School en Mexicaanse invloeden te combineren. Aan het begin van de jaren 30 begon hij te experimenteren met abstracte vormen - een grote teleurstelling met zijn latere werk. Dit vroege werk bevat sterke invloeden van Graham en Arshile Gorky en constante de invloed die Pablo Picasso en de surrealist Joan Miró op deze jonge artiesten hadden. Zijn stijl onderscheidt zich in de jaren veertig steeds verder in de richting van het abstract expressionisme met een grote schildergebaar, bruuske, spontane penseelstreken en soms bijna agressieve aandoende afbeeldingen. Hij had een economische zelf een hekel aan het begrip schilderstijl. Andere schilders in deze kunstbeweging waren Jackson Pollock, Mark Rothko, Barnett Newman en Clyfford Still.
In 1946 was hij te arm om schildersverf te kopen, schakelde hij over op zwart-witte huishoudmailles en maakte ondermeer Light in August (1946) en Black Friday (1948), grotendeels zwart met witte elementen, terwijl Zurich (1947) en Mailbox (1947-48) wit met zwart zijn. Willem de Kooning werd onder insiders gezien als een groot talent, maar werd ook gezien als iemand die zijn schilderijen niet kon afmaken. Na zijn eerste tentoonstelling in de Charles Egan Gallery in New York ontstonden complexe, uitbundige abstracties, zoals Asheville (1948-49), Attic (1949), en Excavation (1950), die weer kleur bevatte.
Zijn stijlontwikkeling is goed zichtbaar in de serie geportretteerde vrouwen. De stevig geplaatste figuren houden ergens het midden tussen figuratie en abstractie. De vrouwenvormen slechts de aanleiding voor De Kooning om bezig te zijn met het proces van het schilderen. Hij moest deze werken wel maken om op te vallen in de New Yorkse Kunstscene. En dat lukt geniaal. De Kooning wordt naast de acht jaar oudere Jackson Pollock vanaf dan beschouwd als een van de belangrijkste schilders van het abstract expressionisme en als een actieschilder'. Pollock had het ijs gebroken zodat De Kooning ooit zou zeggen. (Toch heeft hij in 1942 nog niet samen met hem te exposeren verklaard omdat het werk van Pollock hem toen te surrealistisch was.)
Begin jaren vijftig maakte hij ook andere schilderijen van vrouwen, die allemaal geïnspireerd waren op het klassieke beeld van de oervrouw. De rede had gefaald tijdens het interbellum. Kunst was het antwoord door alles weer van dichtbij te zien. De dikke verf als vlees om de toeschouwer in het schilderij te verminderen. Een tentoonstelling van deze werken in 1953 deed veel stof opwaaien, omdat die figuratief waren, terwijl zijn collega's abstract werk werd uitgewerkt. Dat was zijn grote doorbraak en zijn geldzorgen waren subiet voorbij.
Vrouw 1, 1950
Vanaf 1955 leek hij zich te concentreren op het symbolische aspect van vrouwen, zoals gesuggereerd wordt door de titel van het schilderij Woman as Landscape, waarbij de figuur bijna wordt opgeslokt door de abstracte achtergrond. Na 1955 zweert hij alle figuratieve elementen af. In de jaren tachtig schilderde hij golvende lijnen en transparante vlakken. Het licht speelt een belangrijke rol in zijn werk met lichtere kleuren en vooral veel wit. Zijn composities worden geleidelijk aan dus ook serener van aard.
Vanaf 1969 ging De Kooning ook kleisculpturen maken door met de ogen dicht kleine stukken klei te kneden. Dit is terug te voeren op zijn manier van schetsen, dat hij ook met de ogen dicht daad. Zijn galeriehouder spoorde hem later op om de beelden te laten uitvergroten. De Kooning beschouwde de sculpturen als driedimensionale schilderkunst.
Het leven van Willem de Kooning kenmerkt zich door vele vriendinnen. Samen met Joan Ward kreeg hij dochter Lisa. Gedurende zijn leven wisselden periodes van grote drankzucht, depressies en intensief schilderen elkaar af. Eind jaren 70 verscheen zijn vrouw (en kunstcriticus) Elaine Fried-de Kooning op zijn verzoek opnieuw in zijn leven. Uiteindelijk verdween de alcohol uit het leven en ontstond er een soort roest in zijn schilderijen. Waren het voorheen Rubens en Picasso aan wie Willem de Kooning zich spiegelde; van toen af aan was het Henri Matisse, van wie hij de grote collages erg waardeerde. De Kooning leed langdurig aan de ziekte van Alzheimer. De schilderijen die hij in de periode van zijn ziekte, maakte zijn daarom omstreden ook al omdat deze voorgaande door medewerkers in zijn. Atelier was 'klaar' gezeten. In 1985 kreeg De Kooning de National Medal of Arts toegekend, de hoogste kunstonderscheiding in de VS. In 1997 overlijdt hij in New York.
De bevoorrechte, 1985