Jules Schmalzigaug (Antwerpen 1882 -1917 Den Haag) was een Belgische schilder en tekenaar van Joods-Duitse afkomst. Schmalzigaug was een van de eerste Belgische avant-gardekunstenaars die opkwam binnen het Italiaanse futurisme. Hij probeerde licht, kleur, trillingen en beweging in al hun variaties weer te geven. Via het futurisme evolueerde hij naar abstracte kunst.
Op jonge leeftijd werd bij hem scoliose vastgesteld. Hij werd voor behandeling naar het buitenland gestuurd. Op een kostschool in Dessau werd zijn tekentalent ontdekt door landschapsschilder Paul Riess. Vervolgens schreef hij zich in aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten en volgde onder meer lessen bij Isidore Verheyden.
In 1905 begon hij aan een reis van negen maanden door Italië. De sfeer en het licht van Venetië hadden een grote invloed op zijn schetsen en, voor het eerst, op zijn etsen. In Rome werd hij correspondent voor het kunsttijdschrift "L'Art Contemporain". In 1907 toerde hij door Frankrijk, waar hij gefascineerd raakte door de Franse kunst.
Terug in Antwerpen in 1908 werd hij adjunct-secretaris van Kunst van Heden, actief betrokken bij het organiseren van internationale tentoonstellingen. Antwerpen kende in deze periode een joodse elite die een belangrijke rol speelde in het culturele leven: naast Schmalzigaug waren er ook Marten Rudelsheim, Maurits Nykerk, Jozef Posenaer, Leo J. Kryn en Victor Hageman. Hij vond de Belgische kunstscène conservatief en bekrompen. Alleen James Ensor maakte indruk op hem, en in 1908 stemde hij ermee in om op aandringen van Ensor werk bij te dragen aan de "Ausstellung Belgischer Kunst" in Berlijn.
Na een bezoek aan de Wereldtentoonstelling van 1910 in Brussel besloot hij zijn kunstopleiding in Parijs voort te zetten. Daar bewonderde hij het werk van kubistische kunstenaars als Georges Braque en Fernand Léger, maar zijn voorkeur ging uit naar de Franse fauvisten als Pierre Bonnard en Édouard Vuillard. Schmalzigaug exposeerde voor het eerst op de Salon des Indépendants in Parijs in 1911. In 1912 bezocht hij de tentoonstelling van Italiaanse futuristen in de Berneim-Jeune Gallery, waar hij vooral de schilderijen van Gino Severini bewonderde. Hij woonde een lezing bij van Filippo Marinetti, de leider van het Italiaanse futurisme, en besloot naar Venetië te verhuizen. Zijn verblijf in Italië van 1912 tot 1914 was de gelukkigste en meest productieve periode van zijn leven.
Terug in Antwerpen bezocht hij de schilder Jakob Smits, die hem leerde hoe hij het licht in zijn atelier kon regelen van direct licht naar indirect licht, dat hij lichte kleuren en viltkleuren noemde. Terugkerend naar Venetië richtte Schmalzigaug zijn atelier volgens deze principes op. Hij raakte geïnteresseerd in een wetenschappelijke benadering van licht en kleur en paste deze benadering toe in zijn werken. Geïnspireerd door de werken van Umberto Boccioni probeerde hij beweging weer te geven, vermengd met abstracte vormen en ritmes, geïnspireerd door de werken van Giacomo Balla. Zijn hoogtepunt kwam in 1914 op de internationale groepstentoonstelling van het futurisme "Esposizione Libera Futurista Internazionale" in Rome met zes van zijn werken.
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, keerde hij terug naar Antwerpen, maar werd ongeschikt geacht voor militaire dienst en verhuisde met zijn gezin naar Den Haag. Daar ontmoette hij Nederlandse en (verbannen) Belgische kunstenaars, zoals Georges Vantongerloo en Rik Wouters. Hij was in deze periode zeer productief en produceerde zowel abstracte als figuratieve werken.
Gebaseerd op de kleurentheorie van de Amerikaanse natuurkundige Ogden Rood, publiceerde Jules een verhandeling "La Panchromie" over het gebruik van licht in kunstwerken. Hij miste de sfeer van Venetië en het contact met grote kunststromingen. De dood van zijn vriend en schilder Umberto Boccioni heeft hem diep getroffen. Zijn werken bereikten niet meer het niveau van zijn Italiaanse periode en werden (deels) figuratief. Hij werd depressief en maakte op 13 mei 1917 zelfmoord. Hij kon het licht niet meer zien.
Pas na zijn dood in 1917 toonden enkele Belgische kunstenaars kortstondig belangstelling voor het futurisme, zoals Paul Joostens, Pierre-Louis Flouquet, Prosper De Troyer en Edmond van Dooren. Een eerbetoon in Antwerpen in 1923 door Kunst van Heden aan hun voormalige secretaris maakte weinig indruk op kunstcritici en het grote publiek. De Britse kunstcriticus Michael Palmer schrijft in zijn boek From Ensor to Magritte, Belgian Art 1880 - 1940 op pagina 182: "Schmalzigaug kreeg niet veel erkenning in België of elders. Niettemin was hij een van de meest bekwame en originele moderne Belgische kunstenaars. " Zijn werken worden bewaard in instellingen zoals het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (zeven schilderijen geschonken in 1928 door zijn broer Walter 'Schmalzigaug' Malgaud), de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel en Mu.ZEE in Oostende.
Laatste twee werken staan in het 825 pagina's tellende boek van Van de Velde over oa deze Kunstenaar met een hoofdletter A terwijl hij iets opmerkelijks en opvallends deed.