Evert Pieters (Amsterdam 1856- 1933 Laren) werd geboren in een weinig vermogende familie. Op zijn negentiende ging hij naar Antwerpen in de hoop daar als leerling-decorateur een beter bestaan te kunnen opbouwen. Hij bezocht avondtekenklassen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. Later ging hij in de leer bij de Belgische landschapsschilder Theodoor Verstraete die zijn talent ontdekte. Samen trekken ze de natuur in om landschappen te schilderen. Intussen schildert Pieters ook interieurs en stillevens om in zijn levensonderhoud te voorzien.
In 1883 had Pieters voor het eerst succes met het schilderij "Rusttijd van de houthakkers” op de wereldtentoonstelling in Antwerpen. Vanaf die tijd zou hij zich volledig op de schilderkunst richten en bleef nog geruime tijd in België werken. "Korenveld in Vlaanderen" leverde hem meerdere prijzen op zowel in België als op de Parijse salon. Hij huwde met Marie van de Bossche met wie hij enige tijd in Parijs en in Barbizon verbleef. De lichtinval in de schilderijen van Barbizon zet hem aan om anders met de weerkaatsing van het licht in zijn eigen schilderijen om te gaan.
Na een verblijf in België en Parijs vestigde hij zich in Blaricum, waar de Gooise zonnige boereninterieurs met moeders en spelende kinderen en tuinen in bloei hem inspireerden. Door zijn zuidelijke, kleurige palet onderscheidt hij zich van andere Gooise schilders als Albert Neuhuys en Hein Kever. Het succes in Nederland duurde echter even en hij werd zelfs geweigerd bij de Pulchri Studio; "Den Vlaeming" werd niet erkend onder de Haagse schilders. Pas na tussenkomst van Jacob Maris lukt dit toch. In deze Gooise tijd raakte de familie Pieters ook bevriend met kunstverzamelaars William en Anna Singer, die ook werk van Pieters kopen, net als vele andere Amerikanen die ons land bezochten.
Pieters stond bekend om zijn bohemienachtige levenswijze en reisde regelmatig door Nederland waarbij Kotters en Botters zijn aandacht hadden. Kort na de eeuwwisseling verbleef Pieters enige tijd in Italië om te herstellen van een operatie. Vanaf die tijd wordt zijn werk lichter en helder. In 1905 verhuisde hij voor drie jaar naar Katwijk aan Zee, waar hij een groot aantal strandgezichten maakte, vaak met schelpenvissers en paarden. Daarna vestigde hij zich in Laren waar hij zich opnieuw toelegde op Gooise interieurs schilderen en in de tuin laat hij vaste modellen poseren. De werken worden lichter dan in zijn Blaricumse periode en Nederland ontdekt zijn talent.
Pieters overleed in 1932 tijdens een taxirit van Baarn naar Laren, 77 jaar oud. Zijn werk bevindt zich in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, het Frans Halsmuseum, het Singer en musea te Barcelona en Toledo.