Charlotte Dorothée barones van Pallandt (Arnhem 1898 – 1997 Noordwijk) was een Nederlandse kunstschilderes en een van de belangrijkste Nederlandse beeldhouwster. Charlotte van Pallandt groeide op in Schaarsbergen, waar zij samen met haar ouders, zusjes en broertje het landgoed Vrijland bewoonde en zeer beschermd opgroeide en privélessen kreeg van een lokale onderwijzer.
Al in haar jeugd bleek Van Pallandt zeer begaafd en kunst was dan ook haar doel in het leven. Tekenen, schilderen en piano spelen hadden haar voorkeur. Het was voor vrouwen van haar komaf niet ongewoon om zich met de beeldende kunst op te houden, zolang die maar als vrijetijdsbesteding werd beoefend en niet als beroep. Haar eerste tekenlessen kreeg Charlotte van Pallandt in 1918 van de Haagse schilder Albert Roelofs.
Het huwelijk met de diplomaat Adolph graaf van Rechteren, met wie ze in Bern woonde, werd in 1923 na vier jaar beëindigd. De barones ging zhaar eigen weg en reisde naar Parijs. Waar ze in 1926 werkte op de Académie van kubistische schilder André Lhote. Toch besloot Charlotte van Pallandt na een jaar met de lessen te stoppen, omdat zij bang was te veel onder de invloed van haar meester te komen. Een Russische beeldhouwer zette haar vervolgens op het spoor van de beeldhouwkunst. Van Pallandt volgde onder meer een opleiding in Parijs, waar ze les had van Charles Despiau en Charles Malfray. In tegenstelling tot Lhote liet Malfray zijn leerlingen vrij in het ontwikkelen van eigen stijlprincipes. In 1937 exposeerde Van Pallandt een portret van haar neefje Serge in het Nederlandse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Parijs, waarmee ze een tweede prijs won.
In 1939 keerde Charlotte terug naar Nederland en vestigde zich uiteindelijk in 1941 in Amsterdam. Zij had een achterstand moeten inhalen en werkte keihard en met veel discipline. Vrouwen die kunst, en in het bijzonder beeldhouwkunst, als levensdoel zagen, vielen op in de kunstwereld. Met haar zelfgekozen naam Mussavira, wat ‘goddelijke kunst’ betekent, werd zij leerling van de Soefi-beweging in Katwijk. In de oorlog leert ze ook collega’s Piet Esser, Paul Grégoire, Cor Hund en de Italiaanse Nederlander Fred Carasso kennen.
Sinds haar eerste solotentoonstelling in 1948 bij Kunsthandel Santee Landweer in Amsterdam is de naam van Charlotte van Pallandt als beeldhouwer definitief gevestigd. In de jaren ’50 vormde ze samen met onder anderen Jeanne Bieruma Oosting, Maaike Braat, Jeanne van Hall, Fri Heil, Ro Mogendorff en Liesbeth Dobbelmann de vrouwelijke kunstenaarsvereniging De Zeester. In 1958 was ze een van de Nederlandse vertegenwoordigers op de 29ste Biënnale van Venetië en een jaar later won Van Pallandt de prestigieuze Prix de la Critique. Via de Haarlemse beeldhouwer Mari Andriessen leerde ze beruchte stadgenoot van hem, de schilder Kees Verwey kennen. Er ontstond een hechte en blijvende vriendschap.
Van hem maakte ze onder meer een portret in brons. Met het naakt vormt het portret het hoofdthema in het oeuvre van Van Pallandt. Ze is een van de beste Nederlandse portrettisten ooit met topstukken als die van Peter Scharoff, Adriaan Roland Holst, Fred Carasso, Ro Mogendorff en Albert Termote. Ook haar zelfportret uit 1971 is zo’n topstuk.
In 1953 maakte ze een beeld van koningin Juliana. In 1968 vervaardigde ze het bekende beeld van koningin Wilhelmina, dat -in steen- in Rotterdam staat. Een kopie - in brons - is twintig jaar later voor Paleis Noordeinde in Den Haag geplaatst. In 1974 kreeg zij opdracht van de gemeente Noordwijk om een monument te maken voor het 150-jarige jubileum van de reddingsmaatschappij die door de Noordwijkers "De Redder" wordt genoemd.
De meeste waardering in het oeuvre van Charlotte van Pallandt krijgen de portretten. Haar fijnzinnige ‘koppen’ getuigen van inzicht in karakter en persoonlijkheid van het model. Daarbij wist zij de eigen emotie in te tomen. De portretten waren niet realistisch omdat het Charlotte van Pallandt om ‘de essentie’ ging.
Van Pallandt werkte veel met het model Truus Trompert, die een belangrijke rol in haar oeuvre speelde. Nooit werd de weg naar de volledige abstractie bewandeld, want de natuur bleef de inspiratiebron en daarom wordt zij gerekend tot de Groep van de figuratieve abstractie. Je vindt werken van haar in Centraal Museum, Kröller-Müller Museum, het Rijks, Museum Boijmans van Beuningen, Museum de Fundatie (362 objecten) en Museum MORE.