Marie Henrie Mackenzie (Rotterdam 1878-1961 Hilversum) had net als zijn leermeester George Hendrik Breitner als favoriete onderwerpen het stadsleven en de uitbouw van de stad Amsterdam met zijn heiwerken, afbraak en afgravingen. Juist in die tijd was Amsterdam in grote ontwikkeling en waren de grote veranderingen in de stad een grote inspiratie. Zijn palet was nu eens donker, dan weer gebruikte hij sterk contrasterende kleurmassa's waarin geel en warmrood overheersen.
Hij volgde zijn hart
Hij had wel korte tijd de Akademie van Beeldende Kunst te Rotterdam gevolgd maar trad om financiële redenen eerst in dienst bij een oliemaatschappij. Tijdens zijn werk binnen de oliebranche reisde hij veel door Rusland, Duitsland, Engeland en Schotland. Hij woonde 5 jaar in Londen en trad tenslotte in dienst van de Amerikaanse oliemaatschappij Standard Oil Company en kwam te werken in Amsterdam. Overdag zwierf hij door Amsterdam en maakte hij vele schetsen die hij later in zijn atelier uitwerkte. In de avonduren aquarelleerde hij. Mackenzie schilderde en tekende landschappen, stads- en havengezichten maar ook figuren en portretten en had een atelier aan Admiraal de Ruyterweg. In dit huis had hij een groot atelier op het noorden met ook een collectie van onder meer pastellen, schilderwerken en tekeningen van de Haagse schilders als Louis Apol, George Breitner en anderen.
Pas op 45 jarige leeftijd zich geheel wijdde aan de schilderkunst en verhuisde hij naar Hilversum met zijn gezin. In 1923, ook het jaar van Breitners overlijden, was hij zowel door de Amsterdamse vereniging St. Lucas als door de vereniging ‘De Onafhankelijken” als lid geaccepteerd en debuteerde op de wintertentoonstelling van St. Lucas in 1924 in het Stedelijk Museum.
Zelfportret; Bron RKD
Leerling van Breitner
In 1917 had Mackenzie kennis gemaakt met Breitner en hem verzocht bij hem wat lessen te volgen. Breitner gaf Mackenzie algemene adviezen betreffende kleurgebruik en de te kiezen onderwerpen. En die heeft Mackenzie in zijn hele oeuvre ter harte genomen. Mackenzie hielp Breitner weer met aankopen en geldleningen. Breitner had grote financiële problemen in die tijd. Hij was veel ziek en kon minder werken. Beide kunstenaars schilderden Amsterdam: de grachten, de binnenstad, de afbraak van het oude Amsterdam en de bouw van het nieuwe.
Evenals Breitner zocht Mackenzie zijn motieven steeds vaker in de binnenstad. In de schilderijen van Mackenzie spelen figuren echter een ondergeschikte rol. Hij schilderde de stegen, de grachten, waaronder het Kolkje en de boten in de grachten. In de loop der jaren zijn diverse Breitners opgedoken, die bij nader inzien van de hand van zijn Hilversumse leerling waren.
Amsterdam en Amersfoort als onderwerp
Hij hield gedurende zijn leven een voorliefde voor Amsterdam en ging daar, ook toen hij in Hilversum woonde, vaak heen om te schetsen. Ook de oude binnenstad van Amersfoort moet inspirerend voor Mackenzie zijn geweest. De stijl waarin hij de Amersfoortse werken uitvoerde week echter af van die van zijn vroegere Amsterdamse werk en minder Breitner.
Vanaf 1932 exposeerde Mackenzie regelmatig met de vereniging van Beeldende Kunstenaars in Hilversum, waarvan hij een van de medeoprichters was. Behalve in Nederland nam Mackenzie ook deel aan tentoonstellingen in het buitenland. In 1938 exposeerde hij in Antwerpen, in 1940 in Brussel en in 1950 in Mexico. Op 30 december 1961 overleed Mackenzie in Hilversum. Kort voor zijn dood had zijn neef en leerling Jan Korthals nog een portret van hem geschilderd. Zijn werk is te vinden in het de Rijkscollectie, het Goois Museum en het Museum Flehite in Amersfoort. Dit museum besteedde in 2009 de enige solotentoonstelling aan hem: Van Grachtenpand tot Muurhuis.