Het geselecteerde aantal overschrijdt de huidige voorraad
Gesigneerd Georg Rueter rechtsboven
Olieverf op doek
Beeldformaat: 36,5 x 35,5 cm
Biografie Georg Rueter
Rueter was de ontwerper van de eerste kinderpostzegels in 1924, ontwierp vele affiches, kalenders, ex-libris (inclusief houtsneden) en boekbandontwerpen. Zijn eerste stappen in het tekenen waren onder het toeziend oog van Johan Braakensiek; zoon van een uitgever. Hij volgde zijn opleiding aan de Gemeentelijke Avondtekenschool in Amsterdam, de Nationale Normaalschool voor Tekenonderwijs en de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Hij werkte voor verschillende uitgeverijen en was onder meer verantwoordelijk voor het ontwerp van de band en schutbladen van de gerenommeerde boekenreeks 'Nederlandsche Historische Bibliotheek', die werd uitgegeven door Meulenhoff.
Daarnaast was Rueter een vermaard portretschilder. Hij vereeuwigde vele hoogleraren van onder meer de Universiteit van Amsterdam. Zijn veelzijdigheid maakte hem tot een echte vakman die 'gewoon' wilde decoreren. Portretten en ontwerpen voor boeken betaalden de rekeningen, in bloemstillevens kon hij vrijer schilderen. Hij hoort thuis in het overzicht van de Nederlandse schilderkunst in de 20e eeuw omdat hij schilderde vanuit het hart en bijna weerstand bood aan de zakelijke kilheid van zijn tijdgenoten.
Hij was bevriend met onder meer Hendrik Jan Wolter, Marie van Regteren Altena, Marius Bauer, Jan Sluijters en Coba Ritsema. Ook was hij tot laat in zijn leven sociaal actief en lid van Arti et Amicitiae, waar hij samenwerkte met K.P.C. de Bazel en Van Roggen.
Zijn atelier, genaamd De Gulden Snede, was gevestigd aan de Planciusstraat Haarlemmerplein 42, boven de drukkerij van de Gebroeders Braakensiek, waarvan zijn vader Christiaan Rueter in 1882 directeur en mede-eigenaar was geworden. Rueter werkte vanaf 1898 samen met kunstenares Gerarda de Lang. Ze trouwden in 1901 en waren de ouders van kunstenaars Pam Rueter, Gerarda Rueter en Maria Hofker-Rueter (getrouwd met schilder Wim Hofker). Later schilderde hij vooral rondom zijn huis in Sloterdijk. Vooral in de jaren na de oorlog verwierf Rueter grote bekendheid als schilder van bloemstillevens, waar hij uiteindelijk zijn brood mee verdiende. Hij hield van zijn eigen tuin en verwonderde zich elke dag over wat de natuur te bieden had. Naast zijn vele artistieke bezigheden verzamelde hij graag kunst en antiek en restaureerde hij de stoelen en tafels die hij zelf kocht. Het bijna vierkante doek zoals we die hier aanbieden is beschaafd, zacht, ingetogen, lieflijk, vrolijk en mooi door zijn kleurstelling en zijn details. Rueter schilderde regelmatig open rozen. Een van zijn favoriete bloemen. Voor Rueter waren bloemstillevens het belangrijkste vrije onderwerp. Gemiddeld besteedde hij drie tot vier dagen aan het maken van zo’n werk. Op latere leeftijd slaat hij de potloodschets over en maakt hij de werken in een dag of twee. Tuinieren was zijn andere hobby en veel van zijn rozen werden met liefde vastgelegd op het canvas. De tuin in Sloterdijk was geometrisch met paden die elkaar kruisten en beelden en zonnewijzers op strategische punten. Die abstractie ontbreekt in zijn kunstwerken. Ook van symmetrie is geen sprake. Door trouw te blijven aan zijn compositie en weergave zijn de Bloemstillevens van George Rueter makkelijk herkenbaar. Gevoelig en met een heldere belichting. De bloemen gedetailleerd tegen een donkere achtergrond. Zijn latere werken zijn impressionistischer van aard met een lossere penseelvoering. Omdat hij vooral bloemen uit eigen tuin schilderde was hij afhankelijk van de seizoenen. In juni werden vooral rozen geschilderd op het hoogtepunt van de hun bloei. Kunstcriticus Henri van Calker schreef over de werken van Rueter: “ze zijn afgestemd in neen fijn grijs, blond gamma, teeder en vol zachte ontroering.” Voor een werk van Rueter werd in 1936 zo’n 200 gulden betaald net zoveel als werken van Germ de Jong en Marie van Regteren Altena. Werken van David Schulman, Jan Sluijters en Hendrik Jan Wolter leverden op diezelfde tentoonstelling 1000 gulden op. Hij schilderde eind jaren veertig zo’n 25 werken per jaar. In 1951 had hij een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum. Tot op late leeftijd van 88 jaar schilderde en exposeerde hij met bloemstillevens.