Johannes (Johan) Meijer (Zwolle, 1885 – Laren, 1970) was een vooraanstaand lid van de Larense School, een groep kunstenaars die bekendstonden om hun impressionistische en naturalistische schilderijen. Zijn oeuvre weerspiegelt de schoonheid van het Nederlandse landschap in al zijn facetten.
Meijer volgde zijn opleiding aan de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam en volgde tussen 1907 en 1910 avondlessen aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. In deze periode was hij leerling en later assistent van Arnold Marc Gorter, een invloedrijke landschapsschilder. Na zijn studie in Nederland vervolgde hij zijn opleiding in Parijs, waar de neo-impressionistische stijl een blijvende indruk op hem maakte. Deze stijl is terug te vinden in vrijwel al zijn werk, gekenmerkt door een levendige penseelstreek en een subtiel gebruik van licht en kleur.
Meijer werkte graag buiten en haalde inspiratie uit alle seizoenen en weersomstandigheden. Vooral zijn winterlandschappen worden gekoesterd, waarin zijn technische meesterschap en gevoeligheid voor de sfeer van het landschap tot uiting komen. In zijn tijd in Blaricum vond hij inspiratie in de Gooiersgracht, maar ook in bloeiende bomen, berken en knotwilgen, die veelvuldig in zijn werk voorkwamen.
Naast zijn werk als kunstenaar was Meijer ook een toegewijd docent. Hij begeleidde studenten als Wilbrandus Joannes Koppius en zijn vrouw Alberta Johanna Smetz en gaf zijn technische expertise en artistieke kennis door aan een nieuwe generatie kunstenaars.
Johan Meijer was een actief lid van diverse kunstverenigingen, waaronder Arti et Amicitiae, Sint Lucas in Amsterdam, de Vereeniging van Beeldende Kunstenaars Laren-Blaricum en de Nederlandse Kunstkring . Zijn werk werd breed gewaardeerd en hij exposeerde regelmatig. Een hoogtepunt in zijn carrière was zijn deelname aan de tentoonstelling Onze Kunst van Heden in 1939 in het Rijksmuseum, waar zijn werk werd tentoongesteld naast dat van andere toonaangevende kunstenaars uit zijn tijd.