De Oostenrijkse schilder Carl Fahringer (Wenen 1874-1952) volgde zijn opleiding aan de Weense academie voor Schone Kunsten en later in München. Zijn leermeester was onder meer Sigmund L'Allemand. Van 1898 tot 1902 was Carl Fahringer een leerling van C. v. Marr aan de Kunstacademie in München. Fahringer trouwde in 1904 met Rosina Strobl met wie hij een zoon kreeg. In de daaropvolgende jaren reisde Carl Fahringer veel, onder meer naar Italië, de Balkan, Turkije en Egypte. Tijdens zijn reizen schilderde hij met impressionistische toets straatscènes zoals bloemen en beestenmarkten en vele portretten. Tijdens WO-1 legt hij als vrijwillig militair ook het front in de loopgraven vast. Na de oorlog reist Fahringer weer jaarlijks naar Nederland, bijvoorbeeld naar Delft en Hoorn. Vanuit Nederland ging hij ook naar Java en Bali. Hij was gefascineerd door de vreemde fauna en de verschillende landschappen. Aanvankelijk een exotische dierenschilder en boekillustrator, evolueerde hij naar een persoonlijk gekarakteriseerd impressionisme. Uiteindelijk keert hij terug in Wenen, waar hij vaak te vinden is in de dierentuin en als professor les gaat geven aan de academie. Vooral uit die tijd zijn prachtige portretten van dieren. Zijn werk is in verschillende Nederlandse collecties te vinden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Fahringer ingezet als oorlogscorrespondent in Griekenland. Na de oorlog werd hij ontslagen aan de academie. |